BPM auto's wordt in gedeelten afgebouwd.


De belangrijkste barrière voor de invoering van de kilometerheffing lijkt geslecht. Het kabinet wil de aanschafbelasting voor nieuwe auto’s in termijnen afbouwen, maar behoudt een nooduitgang.

Mocht de afschaffing tot grote financiële problemen leiden, dan blijft een deel van de belasting bestaan. In 2016 moet een tussentijdse evaluatie van de afbouw van die belasting (de bpm) de effecten laten zien. Vervolgens pas wordt besloten of een van de meest gehate belastingen verdwijnt (een eis van het CDA), of dat de belasting voor een kwart (PvdA) blijft bestaan.

Deze oplossing is een compromis. Volgens bronnen rond het kabinet is dit de meest serieuze optie om uit de impasse te komen. De kilometerheffing is een paradepaardje van Balkenende IV.

Al maanden steggelen diverse partijen (ministeries, politieke partijen en maatschappelijke organisaties) over de bpm. Deze belasting bedraagt bijna de helft van de prijs van een auto, en moest in de oorspronkelijke plannen samen met de motorrijtuigenbelasting opgaan in een kilometerprijs.

De PvdA wil de bpm deels behouden, vooral om het niet al te aantrekkelijk te maken een vervuilende wagen te kopen. Het ministerie van Financiën hecht aan behoud van de heffing, omdat anders grote gaten in de begroting ontstaan.

Drie planbureaus berekenden dat fors minder wordt gereden als de bpm helemaal naar de kilometerprijs wordt overgeheveld. Het tarief zou dan zo hoog worden, dat er minder wordt gereden. Hierdoor zou de overheid honderden miljoenen euro’s mislopen aan benzineaccijnzen. Wel is afbouw goed voor het milieu.

Het CDA eist dat de bpm verdwijnt, uit vrees dat het maatschappelijk draagvlak voor de kilometerheffing anders wegvalt.

Bron: Volkskrant, 23 mei 2008